Over het park

Nationaal Park De Groote Peel is een weids, waterrijk en stil hoogveengebied dat vooral bekend staat om zijn vele vogelsoorten en bijzondere geschiedenis.

Niemand is groter dan de Peel

Naar een Grand Design voor de Peel

In 2019 is een bidbook voor de provincies Limburg en Brabant en waterschappen aangeboden waarin de contouren worden geschetst van een ambitieuze Peelagenda die uiteindelijk moet leiden tot een Gezonde Peel. Het gaat hier dan om bijvoorbeeld voedselsystemen die in balans zijn met de omgeving, het verbeteren van de kwaliteit van bodem en lucht en de inzet van natuur in de zorg. Als we slechts 1% op de bijna honderd miljard zorgkosten per jaar kunnen besparen, maken we al een enorm verschil. De Peel wil de komende zes jaar dat verschil op velerlei gebied inzake de kwaliteit van leven gaan maken.

Het bidbook is een initiatief van de Integrale gebiedscommissie De Peelvenen aan Brabantse zijde en het Nationaal Park De Grote Peel aan de Limburgse kant. Zij weten zich daarbij gesteund door met de Peel verbonden overheden en organisaties, zodat het een breed gedragen oproep is om na alle rituele paringsdansen van de afgelopen jaren de urgentie te onderkennen en daadwerkelijk actie te ondernemen. Een wake-up call dus.

 

Landschap

Landschaps­typen

De Groote Peel kent vele landschaps­typen: moerassen, land­schappelijk open terreinen met heide en pijpen­strootje, bossen en struwelen, kleine en grote waterplassen. Voor wandelaars is het een zeer gevarieerd weids gebied met vele vergezichten.

Ontwikkeling van het landschap

Na de laatste ijstijd (zo'n 10.000 jaar geleden) werd het klimaat warmer en vochtiger. Het ijs ten noorden van Nederland begon te smelten en ons land werd natter. In de Peelstreek kon op veel plaatsen het water niet goed weg vanwege allerlei in het verleden dichtgestoven afwaterings­mogelijk­heden. De eerste peelvennen kondigden zich aan. In die plassen groeide eenjarige planten zoals riet en lisdodden. Het plant­materiaal dat stierf, verteerde niet vanwege zuurstof­gebrek en zo vulden de plassen zich met dode planten. Op een gegeven moment bereikte het dode plant­materiaal het water­oppervlakte: er is sprake van laagveen.

Veenmos

Aan de randen van het laagveen begon veenmos te groeien. Veenmos is een plantje dat alleen maar goed kan gedijen in voedselarme, natte omstandig­heden. Net als alle andere planten heeft veenmos water nodig om te leven, maar het heeft geen wortels om het op te nemen Dat gebeurt via het blad. Als het regent zuigt het zich helemaal vol met water. Vroegen was het regenwater voedselarm en zeer geschikt voor het veenmos. Dat is nu niet meer het geval.

Hoogveen­vorming

Dankzij het voedselarme regenwater gedijde het veenmos goed en langzaam maar zeker begon dat veenmos het gehele laagveen te bedekken: de hoogveen­vorming was begonnen. Boven groeide het veenmospakket aan en onder stierf het af. Op sommige plaatsen ontstonden pakketten veen tot zes meter dik, maar toen waren we wel zes eeuwen verder.

Hoogveen komt nog maar op paar plekken in Nederland voor en de Peel is er daar een van. Om het unieke hoogveen te herstellen is het belangrijk om een stabiel waterpeil te krijgen in de natuur­gebieden. De projecten LIFE+ Peelvenen en LIFE + Groote Peel maken werk van deze opgave. Voor meer informatie klik hier.

De kracht van veenmos

Het veenmos groeide niet alleen over het laagveen, maar kroop ook langzaam het aangrenzende droge bos in. Omdat veenmos heel goed water kan vasthouden werd het bos steeds natter en daardoor nog geschikter voor het veenmos. Uiteindelijk stierf het bos af en viel om, terwijl het veenmos maar uitdijde. Dode bomen verdwenen uiteindelijk in het als maar doorgroeiende veenpakket. De turfstekers kwamen ze later weer tegen en namen ze mee voor de kachel. De stobben lieten ze zitten. Deze peelpuisten of veenstobben zijn in De Groote Peel, bij een niet al te hoge waterstand, nog te zien in het Meerbaans­blaak. Uiteindelijk ontwikkelde zich op deze manier op de grens van Brabant en Limburg een hoogveen­gebied van 30.000 hectare.

Huidige situatie

Tegenwoordig is De Groote Peel een aaneen­gesloten natuurgebied van 1400 hectare waar de rust en de weidsheid herinneren aan het vroegere veen. De 'littekens' van de turfwinning geven het gebied niet alleen een historische dimensie, ze hebben ook variatie toegevoegd aan het landschap dat bestaat uit water, moeras, heide en bossen en struwelen. De grote waterplassen, de kleine veenputjes, de peelbanen en de peelvaarten vormen samen de zichtbare geschiedenis van de turfwinning.

Erkend wetland

De Groote Peel is van groot belang voor watervogels, vandaar dat het park een inter­nationaal erkend 'wetland' is. Een kleine honderd vogelsoorten broeden er en talloze trekvogels strijken er voor langere of kortere tijd neer in voor- en najaar.

Uitzonderlijke natuur­kwaliteit

Vanwege zijn omvang en zijn uit­zonderlijke natuur­kwaliteit is De Groote Peel in 1993 aangewezen als Nationaal Park. De Groote Peel is ook aangewezen als Natura 2000 gebied. Nationaal Park De Groote Peel is in Limburg het enige zogenoemde 'Wetland'. Wetlands zijn moerassen die voor de natuur van grote betekenis zijn. De aanwijzing geschiedt op basis van een inter­nationaal verdrag, namelijk de Ramsar-conventie.

Bijzondere landschappen

Globaal kunnen er drie verschillende landschaps­typen onderscheiden worden in dit nationaal park. Voor wandelaars is het gebied in werkelijkheid veel gevarieerder door allerlei overgangen tussen de verschillende landschappen.

Cultuurhistorie

In de Oude Steentijd woonden er al mensen in de Peelstreek. Aan de vondst van schrabbers, stekers, spitsen en voorwerpen van bot en hout valt af te leiden dat deze bewoners vooral leefden van de jacht en visserij.

De bewoners konden zich handhaven tot in de Jonge Steentijd. De doorzettende veengroei maakte het de mensen echter aldoor moeilijker waardoor steeds meer bewoners wegtrokken. Uit de Bronstijd en de IJzertijd zijn dan ook nauwelijks meer vondsten bekend. De bewoning was toen vrijwel onmogelijk geworden. Rond De Peel woonden overigens wel volop mensen.

Vondst

In 1910 vond turfgraver Gabriël (Gebbel) Smolenaars uit Meijel nabij Helenaveen een Romeinse verguld zilveren paradehelm. Waar­schijn­lijk is die helm daar als offer neergelegd.

Turfsteken

Al vanaf de 13e eeuw is bekend dat er turf gestoken werd. De turf werd vooral als brandstof gebruikt. Halverwege de negentiende eeuw begon men grootschalig veen als brandstof (turf) te winnen. De sporen van de turfwinning in De Groote Peel zijn nog steeds duidelijk zichtbaar.

Brabant-Limburg

Aan de Brabantse kant werd het veen grotendeels door de firma van der Griendt gewonnen. Voor afwatering en transport werden vaarten en kanalen gegraven. Deze vaarten werden ook gebruikt voor de afvoer van de turf. In het Limburgse deel werd voornamelijk door particulieren turf gestoken en met karren via de uitgespaarde 'peelbanen' afgevoerd. Iedere boer groef hier turf op zijn eigen (of jaarlijks gepachte) stukje grond, waardoor veenputten (ook wel eendagsputten genaamd) van verschillende grootte en vorm ontstonden. Sporen van de peelbanen en vaarten zijn tot op de dag van vandaag nog goed zichtbaar in Nationaal Park De Groote Peel.

Meeste turf gestoken

In de periode van 1850 tot 1930 is de meeste turf uit het gebied gehaald. Omdat er in Nederland niet veel bos meer was en hout dus schaars als brandstof, werd turf een belangrijke brandstof (zowel voor privégebruik als voor de industrie). Daarnaast groeide het aantal mensen en kwam er meer industrie. Dankzij de aanleg van de Zuid-Willemsvaart ontstond een verbinding naar Oost Brabant waarover het turf vervoerd kon worden. Bovendien bouwde de mens machines voor het turfsteken. Omstreeks 1930 was er niet veel veen over. Tot begin jaren tachtig werd er nog turfstrooisel uit De Peel gehaald.

Na de turfwinning

Toen de turfwinning niet meer rendabel was en grote gebieden waren afgegraven, ging men over tot ontginning van de afgegraven delen. De aanvankelijk voor de landbouw waardeloze zandgronden, werden met kunstmest geschikt gemaakt voor weilanden en akkers. Ook de huidige De Groote Peel dreigde omgevormd te worden tot landbouw­gebied.

Dankzij initiatieven om het gebied te bewaren en er een natuur­reservaat van te maken werd de laatste grote ontginning in de Peel begin jaren zestig beëindigd. In totaal is 4000 hectare bewaard gebleven, daarvan ligt 1400 hectare in Nationaal Park De Groote Peel.

Waar komt de naam Peel vandaan?

Waar­schijn­lijk ontleent dit gebied haar naam aan de Romeinse naam Locus paludosus, hetgeen 'moerassige streek' betekent.

Flora en Fauna

Bijzondere soorten

Van oorsprong zijn hoogveen­gebieden voedselarm. Door de aanvoer van voedings­stoffen via de regen is daar wel verandering in gekomen. Daardoor zijn veel algemene planten­soorten in de Peel verschenen, ten koste van de hoogveen­soorten. Maar veel van de specifieke hoogveen­planten groeien er nog wel. Daar zijn dan wel heel bijzondere soorten bij. Ze hebben zo hun eigen trucs om het karige menu aan te vullen. Zoals de vleesetende zonnedauw, die met kleverige tentakels op zijn bladeren insecten vangt. Andere hoogveen­soorten zijn: diverse soorten veenmos, lavendelhei, kleine veenbes, witte snavelbies, eenjarig wollegras en veenpluis. Op de droge delen van De Groote Peel groeit op veel plaatsen struikheide met hier en daar klokjes--gentiaan en grote wolfsklauw. In de bossen vinden we bosbes en vossenbes.

Veenmos

Er worden de laatste jaren veel maatregelen genomen in en om de Peel om de waterstand hoger en stabieler te krijgen. En niet zonder succes. De oppervlakte veenmos is de laatste jaren toegenomen in De Groote Peel. Ook de lucht is schoner geworden, waardoor er minder voedings­stoffen via de regen in het gebied komen. Maar er is nog een lange weg te gaan voordat er weer sprake is van hoogveen­vorming op uitgebreide schaal en de omstandig­heden maken dat het niet meer zo kan zijn als 8000 tot 10.000 jaar geleden.

Bossen

Het landschaps­beeld van De Groote Peel is na de Tweede Wereldoorlog ook sterk gewijzigd. Er zijn meer bossen gekomen omdat het droger is geworden en de bodem meer voedings­stoffen bevatten. Het grootste deel van het natuurlijk aanwezige bos in Nationaal Park De Groote Peel bestaat uit berk. In de jaren zestig, zeventig zijn naaldbossen geplant en in het centrale gedeelte van het Nationaal Park zijn die later weer weggehaald. Aan de randen zijn nog naaldbossen te vinden, hoewel het beheer van Staats­bosbeheer er wel op gericht is die bossen om te vormen naar meer gevarieerde bossen met meer loofbomen.

Vogels

De combinatie van veel water en de uitgestrekt­heid van het gebied, dat weinig verstoord wordt door mensen, maakt het gebied uitermate geschikt voor vogels. Bijzonder aan het gebied zijn dan ook de moeras- en watervogels en de vogels die leven in land­schappe­lijk open gebieden, onder andere: dodaars, geoorde fuut, roerdomp, grauwe gans, winter- en zomertaling, bruine kiekendief, waterral, nachtzwaluw, blauwborst en rood­borst­tapuit.

Bijzondere gasten

Naast de broedvogels kunnen in De Groote Peel ook de kraanvogel, de rietgans en de klapekster aanwezig zijn. In de maanden oktober, november en maart is de kans op kraanvogels het grootst. Omwille van de kraanvogels, die vooral rond de Filosche Peel pleisteren, is het gebied ook in de herfstperiode voor publiek gesloten. De drie wandelroutes zijn wel toegankelijk.

De ganzen (rietganzen en kolganzen) zoeken in vrij grote aantallen in de omgeving van De Groote Peel naar voedsel. De ganzen benutten de plassen in het reservaat als slaapplaats, maar gaan ook naar verderaf gelegen terreinen om te slapen. De klapekster behoort tot de vaste wintergasten van Nationaal Park De Groote Peel.

In De Groote Peel komen ongeveer 25 soorten zoogdieren voor, onder andere: ree, diverse soorten vleermuizen, wezel, hermelijn, woelrat, bunzing en sinds enkele jaren ook het wild zwijn.

Van de reptielen en de amfibieën zijn de gladde slang, de levendbarende hagedis en de heikikker belangrijke en karakter­istieke soorten van Nationaal Park De Groote Peel. De Amerikaanse hondvis komt voor in de plassen in De Groote Peel. Het is de enige vissoort die in het zure water kan overleven. Hoewel dit een exoot is, is hij van belang als voedsel voor visetende vogels, zoals de roerdomp en de fuut.

Nationaal Park De Groote Peel kent een groot aantal soorten vlinders (ongeveer 30), libellen (ongeveer 40) en sprinkhanen (ongeveer 18). Daar zitten bijzondere soorten bij als het spiegel­dikkopje, bont dikkopje, venwitsnuit­libel, bruine winterjuffer, moeras­sprinkhaan en zomp­sprinkhaan.

Beheer

Nationaal Park De Groote Peel is een beschermd gebied waarin gerecreëerd mag worden. Om ervoor te zorgen dat dit gebied in de toekomst zal blijven voortbestaan en nog mooier wordt, zijn er verschillende afspraken gemaakt die moeten aansluiten bij (inter)nationale richtlijnen.

Een Beheer- en Inrichtings­plan (BIP), in 2002 vastgesteld door het Overlegorgaan. Het beheer is er op gericht om het gebied nat te houden, voedselarm, met een open land­schappe­lijk beeld. Om een open landschap te behouden, grazen er schapen, runderen en paarden. In het gebied worden voorzieningen getroffen voor bezoekers zodat zij van het gebied kunnen genieten (wandelpaden en knuppel­bruggen), maar ook zijn er voor­zieningen om de rust in het gebied te bewaren (beperkte openstelling van het gebied in het vogelbroed- en trekseizoen). Meer informatie omtrent het Beheers- en inrichtings­plan. (Hier vindt u een samen­vatting. Onder de knop 'Publicaties' vindt u het complete plan.)

Natura 2000 is een Europees natuur­beschermings­project waarin invulling wordt gegeven aan de ver­plicht­ingen die voor Nederland voort­vloeien uit de Europese Vogel- en Habitat­richt­lijn. Nationaal Park De Groote Peel is één van de 161 gebieden in Nederland die beschermd worden via dit programma. In het kader van Natura 2000 wordt een beheerplan voor het gebied opgesteld. Het Beheers- en Inrichtings­plan van het nationaal park zal op termijn aan dit beheerplan worden aangepast.

Cookies & Privacy
Terug naar boven